De eerste dagen zijn de pups blind en doof en gebeurt alle actie via hun neus. Deze werkt reeds prima en helpt hen om hun mama en de beste tepel te zoeken. Ongeveer iedere 30 minuten is het alle hens aan dek en wordt er duchtig gespurt naar de tepels. Al na enkele minuten zakt het tempo in elkaar en beginnen ze één na één moe te worden. Daarna zoeken ze een warm slaapplekje tussen de poten van Jeannie. Mama Jeannie profiteert dan van haar schaarse vrije tijd om snel haar behoefte te doen in de tuin. Daarna racet ze terug naar haar kroost. Eten en drinken wordt haar op een schotel in haar "hotelkamer" gepresenteerd , zoals het een vijfsterrenhotel past.
Na enkele dagen zal de donkere kleur op hun lichaam beginnen veranderen. Sommigen vlekken blijven zwart terwijl andere naar bruin of roestkleur overgaan. Deze verandering maakt van iedere Tibetaan een unieke hond en kan men nooit vooraf voorspellen.